De verschillen tussen een autostoel en een zitverhoger

De meeste autostoelen zijn geschikt voor kindjes vanaf 11 maanden en gebruik je tot je kindje ongeveer 4 jaar oud is. Daarnaast zijn er autostoelen die met je kindje meegroeien tot hij of zij niet meer in een autostoel hoeft. Deze stoeltjes gebruik je tot je kindje 7 of 12 jaar oud is. Een autostoel heeft een harde, gebogen rugleuning met opstaande zijkanten die je kindje beschermen bij een botsing.

Een zitverhoger is het opvolg stoeltje van een autostoel. Zitverhogers met een rugleuning gebruik je voor kindjes vanaf 4 jaar. De rugleuning en de hoofdsteun pas je gemakkelijk aan op de lengte van je kindje, zodat hij of zij altijd in de juiste houding zit. Ook zijn er zitverhogers zonder rugleuning voor kindjes vanaf 6 jaar. Deze bieden geen ondersteuning, maar zorgen alleen dat de autogordel beter aansluit op het lichaam. Dat is voldoende als je kindje soms bijvoorbeeld bij opa en oma in de auto zit.

In een autostoel bevestig je jouw kleintje met een 3 punts of 5 punts harnasgordel. Deze gordels verdelen de druk bij een botsing, waardoor de zachte lichaamsdelen zoals de buik beter beschermd zijn.

Bij een zitverhoger zet je jouw kindje vast met de autogordel. Zitverhogers met een rugleuning hebben een gordelgeleider, zodat de autogordel goed aansluit bij de heupen en schouder van je kind. Een zitverhoger zonder rugleuning heeft dit alleen bij de heupen. Rijd je vaak lange stukken? Kies dan voor een zitverhoger met een rugleuning, zodat je kindje de juiste ondersteuning krijgt. Wanneer je kindje af en toe in de auto zit, dan is een zitverhoger voldoende.